Het Mysterie van de Drie dorpen 

 

Wat is het heerlijk om ‘s middags na je werk op de fiets naar huis te gaan. Even lekker de wind door je haren en je gedachten op nul. 

Zo fietste ik van Heerenveen via Oranjewoud en Mildam de Ottersweg in, genietend van de natuur en met aan beide zijden hier en daar een boerderij, en een kleine camping “De Geele Bosch”. Het was er stil, er waren geen mensen te zien. Ach ja, het was ook buiten het seizoen. Bij het bord van de rendierjagers reed ik de Ruskemadenweg in. Bijna bij de kruising van de Ruskemadenweg/Slingerweg zie ik een zwarte auto staan bij het kleine gemaaltje op de Slingerweg. Twee kinderen, een jongen en een meisje, speelden daar met een bal en een man was druk bezig iets uit de kofferbak van de auto te halen. Maar wat haalde hij er uit? Het was een stuk plastic. Hij klopte dit uit in het water bij het gemaaltje, wat vreemd. Ik fietste wat langzamer om dit eens goed in mij op te nemen. Na het stuk plastic kwamen er grote plastic zakken te voorschijn en ook die werden bij het water uitgeklopt. Wat had hij daar toch in? Mijn nieuwsgierigheid was gewekt; erheen gaan om te vragen wat hij daar weggooide durfde ik nu ook weer niet. Ik fietste dan ook rechtdoor de Zwarteweg in en bleef telkens even omkijken. 

Hij deed de kofferbak weer dicht, deed de kinderen op de achterbank en verdween richting de grote tunnel naar de Heerenveenseweg. Ik dacht: “Ga er zo dadelijk wel heen om te kijken.”, en reed door op de Zwarteweg. Aan het eind gekomen zag ik tot mijn verbazing: “Daar rijdt toch weer die zwarte auto?” Maar ditmaal wel op de Idzardaweg, richting Oldeberkoop. “Ach,” dacht ik, “ik zal mij wel vergissen of hij heeft misschien een rondje Kerkeweg gereden.” Ik fietste door en nam de bocht de Idzardaweg op, richting Oldeberkoop, na 10 meter zag ik de auto aan de linkerkant van de weg staan met de neus mijn kant op. 

Ik huiverde; het was wel die auto. Wat moest die man hier, moest hij iets van mij, had ik iets gezien wat ik waarschijnlijk niet mocht zien? Wel een beetje vreemd maar ik reed hem toch voorbij. Een zwarte auto, waarvan ik het nummerbord in mijn hoofd prentte. Achterin zaten de twee kinderen, een jongen en een meisje, en voorin zat een man en die keek alleen maar strak naar mij. Ik durfde niet te stoppen en te vragen of hij het was, daar bij het gemaaltje en wat of hij daar had weggegooid in het water, maar fietste door en keek telkens even om of hij er nog was. Hij bleef daar een tijd staan zodat ik het zekere voor het onzekere nam en het Woudbergpad infietste. Na 10 meter keerde ik en ging de laatste meters lopen om stiekem te kijken of hij al was verdwenen. God zij dank, hij was weg. 

Thuis aangekomen de jas, die ik aan had, verruild voor een andere zodat hij, als hij er nog was, mij niet zou herkennen, de fiets weer genomen en weer op pad. Gelukkig niemand te zien. Bij het gemaaltje aangekomen, zag ik eerst niets bijzonders. Maar wat zag ik daar in de waterkant in de sloot, ligt daar nog een volle plastic zak met een stuk plastic erover? Zou ik even kijken wat of er in zat? Ik durfde weer niet. 

Ik stond echt voor een dilemma: wel of niet kijken! “Ja maar,” dacht ik bij mezelf, “ik ben toch niet voor niets terug gefietst.” Dus zet ik mijn fiets tegen een hekkenpaal en loop naar de waterkant, waar de plastic zakken liggen. Voorzichtig stap ik bij de walkant naar benedenmaar `t is al te laat. Doordat de wal van beton is, heeft de begroeiing geen kans te wortelen en schiet mijn voet weg en lig ik in no time kopje onder! Het is niet erg diep, maar toch sta ik daarna tot mijn middel in het water. Bah, dit had ik niet voorzien en ik word een beetje kwaad op mijzelf. Gelukkig is er niemand die het gezien heeft en dat verzacht het leed een beetje. Ik kijk om me heen en zie dat er een plastic zak binnen handbereik ligt. Terwijl ik de zak uit het water omhoog hijs, hoor ik een auto naderen. Snel waad ik met zak en al richting de duiker onder de Slingerweg. Het zal toch niet weer diezelfde zwarte auto zijn? Gelukkig hoor ik twee tellen later de auto passeren. “Pff, net op tijd!” denk ik, maar dan hoor ik aan het motorgejoel dat de auto achteruit terug komt rijden. Stil blijf ik zitten en besef dat ik geluk heb dat het water niet steenkoud is. Ik hoor autodeuren dichtslaan en een paar mannenstemmen overleggen.

Ze hebben het over mijn bijna nieuwe fiets en voor ik het goed en wel door heb hoor ik dat één van beide mannen mijn fiets pakt en dat ze hem samen in de kofferbak van de auto leggen. “Gadverdegadver,” vloek ik binnenmonds, “daar gaat mijn fiets.” Ik sta sterk in twijfel of ik nu tevoorschijn moet komen of niet, maar als ik de auto hoor optrekken is het al te laat. Verbouwereerd kom ik met de zak in de hand uit de duiker en klauter moeizaam bij de wal omhoog. Bovengekomen zie ik dat de auto al ver voorbij Nijenhuis is en richting de A32 gaat. Mijn mooie nieuwe fiets.....weg. Dan kijk ik naar de plastic zak naast me en maak hem open. Groot van verbazing worden mijn ogen en rillingen van de kou alswel van spanning lopen over mijn rug, als ik een deel van de inhoud zie.........

Ik voel mijn hart bonken in m’n keel. Als die maar op z’n plek blijft. Voor de zekerheid doe ik m’n mond dicht.

Bang en boos tegelijk kijk ik verwilderd om me heen. Ik begin te rillen, maar ik heb geen tijd om naar huis te lopen. Ik moet zo snel mogelijk naar de politie. Maar nu…. is er geen enkele auto te bekennen. Alleen een vlucht wilde ganzen komt voorbij. “Kom op, Trina”, spreek ik mezelf moed in. “Er hangt veel van me af!” Ik kijk reikhalzend om me heen, terwijl ik me warm probeer te trappelen. In de verte raast het verkeer over de A32. De kerkklok van Oldeholtwolde slaat vijf uur.

Het waterige zonnetje verdwijnt al achter de bomen. Richting de Tjonger loopt een vogelaar. Tenminste… dat denk ik, want hij heeft een verrekijker bij zich en tuurt aandachtig in het rond. Misschien kan ik zijn aandacht trekken. Ik ga op m’n tenen staan en begin met m’n armen te klapwieken. Wat ik niet weet...., is dat de oude, maar nog wel sportieve man …. me al in het vizier heeft.

“Bingo!”, zegt de man en grijnst. Iem Lageling had namelijk een half uur daarvóór een dringend telefoontje van zijn baas gekregen. Met de opdracht om zo snel mogelijk in actie te komen. Er was hem daarvoor maar liefst €2000 beloofd.

Iem was ongeveer twee jaar geleden voor het eerst benaderd om een kleine fazantenfokkerij in zijn schuur te beginnen. Iem woonde dichtbij Oldeberkoop, op een afgelegen plek. “Dus niemand heeft last van de stank”, zei de onbekende man. “Noem me maar France. Je krijgt er €500 per maand voor.” Afgesproken!. Het geld kon Iem goed gebruiken. Makkelijk verdiend. Iem was altijd al een manusje-van-alles. Om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen.

Vroeger verhuurde hij zich in de zomer als boerenknecht en elke winter sneed hij riet in de Weerribben. Zwaar werk, maar hij was een vakman! En een scheurwolf. Z’n grootmoeder was geboren in Kalenberg. Hij kende dus iedereen. Het was in de tijd dat de Hoge Weg nog niet bestond. Alle vervoer ging over water, per punter. Zelfs de begrafenissen. “Maar de tijden veranderen. Als je je maar thuis blijft voelen. Dat is de kunst”, zei zijn oma altijd. Sinds zijn vrouw is overleden, ziet Iem weinig mensen meer. Hij is vaak in de natuur en samen met de fazanten scharrelt hij veel rond op z’n erf.

Vorig jaar stonden daar opeens drie vreemde mannen met spullen. Ze installeerden in de schuur een XTC-lab. Opdracht van France! Protesteren had weinig zin. Hij had geen telefoonnummer of adres. Bovendien was zijn eigen stroperij ook illegaal. En de drug XTC voorziet in een behoefte. Gebruikers betalen er voor hun plezier veel geld voor, waarvan Iem nu zijn extra deeltje zou krijgen. Geld vergoedt veel. De weerstand van Iem smolt en de band met France werd sterker. Hoe hij eruit zag, wist hij niet. Alleen herkende Iem een Amsterdams accent.

Vanmiddag was Frans toevallig met zijn kinderen in de buurt geweest. Op weg naar Wildlands Adventure in Emmen. Had en passant wat vuilnis weggegooid.

Eigenlijk niets aan de hand, maar een nieuwsgierig vrouwtje uit Ter Idzard had wat achterdochtig gekeken. Daarom had France Iem gebeld. “Het is gewoon wat gebroken asbest. Dus kijk maar niet ín die zakken. Alles moet netjes opgeruimd worden!! Graag zonder sporen achter te laten. Alvast bedankt.”

Iem Lageling kijkt geconcentreerd naar de vreemd bewegende vrouw met zijn verrekijker. Hij aarzelt. Ze lijkt sprekend op de omschrijving die zijn baas hem gegeven heeft.

Alleen de kleur jas klopt niet. En waarom is ze nu lopend? Hij kijkt nog eens goed… en herkent haar. Dat is Trina van de Idzardaweg. Ze hebben elkaar wel eens gesproken op een Stellingwerfse dag.

Het is de vraag wat ze gezien heeft. Ze staat wel heel dicht bij de vieze zakken. Is ze iets op het spoor? Iem wist met een grote boerenzakdoek het zweet van zijn voorhoofd. Hoe moet hij dit nou oplossen?

Op dat moment begint zijn mobieltje weer te trillen…..

Dat zal France natuurlijk zijn, die wil weten of hij de plastic zakken al te pakken heeft. Maar nee, het is zijn buurvrouw Westerloo. De buurvrouw, 93 jaar oud, is de enige die zich nog een beetje om Iem bekommert. Hij zorgt zo goed voor zijn plantjes en fazantjes, vindt ze. Hij is zo zorgzaam, dat ze hem zo nu en dan een pannetje soep brengt. 

“O, Iem”, zegt ze, “je moet onmiddellijk thuiskomen, want er brandt geen licht meer bij je mooie plantjes en dan gaan ze allemaal dood.” Ze dacht natuurlijk ook: “Straks is de hennepolie op en lig ik met m’n reuma weer dagenlang krakkemikkig op mijn bed.” 

Iem stond nu enorm in dubio. In beide gevallen zou France hem weten te vinden. Toch besloot hij naar huis te gaan om de plantjes voor de ondergang te behoeden. Trina kon hij later opsporen. Hij wist waar ze woonde…….. 

Ik zag de vogelaar vertrekken. Een vreemde vogel. Hij reageerde niet op mijn noodsignaal, dus van hem hoefde ik geen hulp te verwachten. Ondertussen was het al wat schemerig geworden. Een goed moment om de aftocht te blazen. Kliedernat zou ik moeten proberen mijn huis te bereiken. Vooral ook niemand tegenkomen, want hoe moest ik mijn natte plunje verklaren? En die zak, wat moest ik ermee? Kon ik hem meenemen, nu ik deels gezien had wat er in zat? 

Ik kon het niet maken hem te laten liggen. ‘k Moest er niet aan denken dat kinderen de zak vonden en al dat gruwelijks ontdekten. Moeizaam, met de zak op de rug en het water in mijn schoenen, sjokte ik huiswaarts. 

Helaas kwam op het Woudbergpad een labrador als een gek op de zak afgestoven. En daarachter zijn baasje met de onvermijdelijke vraag…….. 

Het is Coby, zij woont in het dorp, tegenover het Dorpshuis. Zij loopt elke dag een eind met haar labrador. Een enthousiast beest! Maar tuurlijk ruikt hij iets wat er in die zak zit…. 

“Hey Coby! Lekker aan de wandel?” vraag ik. “Ja heerlijk,” zegt Coby, “Prachtig weer erbij en lekker aan het genieten van de omgeving. Maar hoe gaat het met jou Trina? Wat is er met je gebeurd? Helemaal nat….” “Tja, ik was bezig om wat mos voor de bloemstukjes voor Pasen te zoeken. En helaas viel ik in het water.” (“Natuurlijk ga ik nu niet zeggen wat in de plastic zak zit.” denkt Trina. “Ik weet niet eens wat ik hiermee aan moet.”) Snel geef ik aan bij Coby dat ik naar huis ga en de warme douche opzoek. Ik groet haar en loopt naar huis. 

Even later thuis leg ik de zak in de garage en ga douchen. Een uur later hoor ik de bel. Ik loop naar de voordeur en zie Iem daar staan. Wat vreemd, die is hier nog nooit geweest. Wat moet hij hier… ? Ik doe de deur open. “Iem,” zeg ik, “kom je een kop koffie halen?” “Ja lekker.” zegt Iem. “Kom verder. Wat brengt jou hier?” vraag ik aan Iem. Ondertussen zet ik een kop koffie voor ons. “Tja,” zegt Iem, “… ik zag je lopen naar huis, helemaal nat en vies en met een grote plastic zak. Wat is er gebeurd, Trina?” Ik geef aan een plastic zak gevonden te hebben in het water en ik hou helemaal niet van afval, dus ik heb ‘m uit het water gehaald. “Wat zit er dan in die zak?” vraagt Iem. “Ik heb er nog niet ingekeken.” zeg ik. Iem staat op en zegt: “We kunnen samen wel even bekijken wat erin zit.” “Ach nee ik gooi het straks weg in de container en klaar.” zeg ik. Na 45 min vertrekt Iem. Ik kijk hem na en vraag me af, waar zijn belangstelling in die plastic zak vandaan komt. Heeft hij iets te maken met wat erin zit…? Dat zou toch wel heel erg zijn! Mijn buurman, die daarmee te maken heeft… Ik moet heel erg gaan oppassen en besluit mijn honden vannacht maar buiten laten. Op dit moment voel ik mij totaal niet veilig. Wat moet ik doen? Politie bellen, of…? 

Eerst maar eens even horen bij één van de politiemannen die in het dorp wonen, wat ik het beste kan doen. Natuurlijk, geen nummer te vinden, ze staan beide niet vermeld in het telefoonboek en ook op internet is niets te vinden. Dan maar even wachten tot mijn Piet thuis komt van zijn werk, kan ik het eerst even met hem overleggen. Ik zet nog even alles op een rijtje, gelukkig heb ik het kenteken genoteerd van de auto, waar de man in zat, die de zak heeft gedumpt. Helaas heb ik geen kenteken van de auto, die er met mijn fiets vandoor is gegaan, deze zal ik vast nooit weer zien. Oh, daar is Piet al.‘Hoi meid, hoe was je dag?” “Nou ik heb heel wat beleefd!”

“Ik fietste over de Ruskemade, zie ik bij het gemaaltje een auto staan, een paar kinderen waren aan het spelen en ik denk hun vader, dumpte iets in het water. Kom ik diezelfde auto hier later op de Idzerdaweg weer tegen, ik heb het kenteken natuurlijk genoteerd. Toen werd ik behoorlijk nieuwsgierig, ik wilde weten wat hij bij het gemaal gedumpt had, een poosje later ben ik terug gefietst. Er lag een zak aan de kant van het water, die heb ik meegenomen. Ben ik ook nog uitgegleden en in het water gevallen. Ondertussen kwam er een auto voorbij gereden, die mannen hebben mijn fiets in de auto geladen en reden er mee weg. Hier zal ik straks de politie over bellen, maar kom eerst maar eens even mee naar de schuur, dan zal ik je laten zien wat er in de zak zit. Het is allemaal chemische rotzooi, kannen met doodskoppen erop en nog meer spul wat volgens mij gebruikt wordt in zo’n xtc-lab. Er liggen nog meer zakken bij het gemaal.”

Ondertussen is Iem nog maar even langs het gemaal gereden en ziet dat er nog twee zakken in het water liggen. Niemand te zien, dan maar snel er uitvissen en in de kofferbak. Stom van France om ze hier te dumpen, als de politie de zakken in handen krijgt, gaan ze vast in de buurt op zoek naar een aanknopingspunt. Die Trina heeft ook nog een zak, die zal hij vannacht dan maar halen. Ze zei dat ze de zak in de container zou gooien, ze denkt zeker dat het gewoon afval is. Hij zal wel vast aan France doorgeven dat hij 3 zakken in de schuur heeft verborgen. France hoeft niet te weten dat er nog één zak onderweg is, weer een zorg minder.

Piet raakt helemaal overstuur van mijn verhaal. “Hoe kun je nu zo dom zijn om je met zulke zaken te bemoeien?” “Waarom ben je altijd zo nieuwsgierig?” Hij wordt pisnijdig en dan kun je maar beter bij hem uit de buurt blijven en hem uit laten razen. Verder is het wel een goeie kerel, hoor. Gelukkig heeft hij na een half uur genoeg stoom afgeblazen, en kunnen we weer over oplossingen voor mijn problemen praten. Hij wil morgenochtend de politie bellen, maar ik zeg, dat het niet nodig is, omdat ik die ene zak wel in de grijze container gooi, en dan zijn we daar toch ook wel vanaf. Morgen is het donderdag en dan komt de juiste vuilniswagen weer langs. In mijn naïviteit denk ik: “Zo, dat probleem is opgelost.” Piet is het hiermee eens. Maar dan moet ik mijn fiets nog terug zien te krijgen. Hoe moeten we dat nou uitleggen, mijn fiets is aan de Slingerweg gestolen, terwijl ik in het water stond en het sleuteltje natuurlijk ook nog in het slot. Dat gaat gegarandeerd vragen opleveren. Ik zal het smoesje over het paasstukje maar flink aandikken, kwam hier gelukkig weer van pas. Oeps, dan kan de politie het wel vermelden, maar kunnen ze weinig voor je doen. Potverdorie, zo krijg ik mijn fiets dus niet meer terug. Dat wordt een duur grapje voor zo’n vieze plastic zak. We praten nog wat na onder een kopje koffie en nemen nog een borreltje voor het slapen gaan. Of we verder nog iets doen, dat houden we hier maar even privé. Als we eindelijk in een diepe slaap zijn, beginnen onze honden zacht te grommen. Van ons twee ben ik de lichte slaper en word daarvan als eerste wakker. Maar even aandachtig luisteren, misschien is het een krolse kat, die even komt buurten. Daar reageren de honden ook wel eens op. Toch hoor ik ook nog wat anders, een soort gekraak, net of er iemand bij ons aan een deur zit te krabben. Het is tijd om mijn dappere Piet wakker te maken. “Wat is er?” klinkt er slaperig naast mij, als ik hem wakker schud. “De honden grommen en ik hoor nog een ander krassend geluid.” Hij gaat overeind zitten en luistert aandachtig met me mee. Maar nu zijn de honden stil en we horen niets meer. Zal het dan toch een kat geweest zijn? We blijven liggen en proberen weer verder te slapen. Maar mij lukt het niet en na een half uur ga ik maar even naar de wc. Op de trap denk ik buiten het schijnsel van een mobiele telefoon te zien. Voorzichtig doe ik de achterdeur open om naar de honden toe te gaan, die vannacht buiten bleven. Ze liggen doodstil bij de deur. Ik doe een stap naar ze toe en bats! Als ik bijkom, lig ik met mijn handen vastgetapet in de stikdonkere kofferbak van een rijdende auto. 

Niet zomaar een auto, het is een dure poeierbak, een Tesla met elektromotor.

Zonder lawaai reden de mannen weg met Trine in de bak.

De mannen hadden een beste til gehad aan Trine. “Die weegt er aardig in.” zei een van de mannen, “Een echte boeren-Trine.” Trine kreeg een hand los en begon tegen het kofferdeksel te slaan. “We moeten maar even maatregelen nemen.” zei één van de mannen. “We doen de bivak maar even op. Het is een slimme vrouw, ze moet ons niet herkennen.”

Ze deden het deksel los en Trine zwaaide en tierde: “Dat kan zomaar niet!” Dat je zomaar niet een keurige vrouw in de kofferbak kunt stoppen en ook nog in de pyjama.

Eén van de mannen zei: “Mevrouw ik zou maar rustig zijn, anders moeten we maatregelen nemen, zodat je niet weer praat.” Trine schrok en vernam wel, dat die mannen nergens bang voor waren.

Piet was in tussentijd wakker geworden en ging met zijn hand naar Trine’s kant, maar daar was ze niet. Piet bedacht, dat zij vannacht iets hoorde. Hij sprong uit bed om haar te zoeken.

Eerst maar even naar beneden, misschien op de wc. Daar was niks. Dan eens zien in de garage. Hé, de honden lagen uitgeteld voor de deur en de plastic zak was weg.

Potverdorie wat is hier gebeurd? Is Trine ontvoerd?

Ik bel 112, er kwam een vrouw aan de telefoon. “Mevrouw, ze hebben mijn vrouw ontvoerd.” De vrouw noteerde een en ander. “Er komt zo snel mogelijk een rechercheur naar u toe.” zei ze.

Dat duurde niet lang. Met zwaailicht en sirene kwam er een politieauto het erf op. Dat geeft nogal wat opschudding op het dorp. Wat is dit midden in de nacht, wat zou er gebeurd zijn bij Piet en Trine? Ook buurman Iem hoorde de sirene. Hij kreeg het er benauwd van. Wat heeft France bekokstoofd?

Piet haalde de rechercheur binnen en begon zijn verhaal, van begin tot eind. De agent was een beetje kwaad. “Waarom hebben jullie dit niet eerder gemeld? Dan hadden we dit probleem kunnen voorkomen. Ik regel een dierenarts voor de honden en we starten een sporenonderzoek.” zei de rechercheur.

De Tesla reed Amsterdam binnen. Trine hoorde, dat ze in de buurt van het station waren. Ze dacht gelijk: “Ik ben in de rosse buurt. Oo, wat heb ik mij aangehaald?” De mannen stopten, de koffer ging los en de mannen hezen Trine uit de kofferbak,

“Wat een zwaar mens zeg. Misschien is er nog wel een boer, die wat wil met deze Trine, dan kan ze ook nog wat opleveren.” Ze moesten een trap af, een kelder in. Daar werd ze op een hard bed gelegd. “Zo, die kan wel even bijkomen, de blinddoek kan af. Doe maar rustig aan, vrouwtje, er komt in de loop van de dag wel iemand langs.”

Het loopt al tegen het eind van de middag als er eindelijk iemand komt. Ondertussen heeft Trine niks te eten en te drinken gehad en ze vergaat dus van de dorst.
Ze draait zich om op het bed om te zien wie er binnen komt en is stomverbaasd als ze die herkent.
Het is een lange zwartharige man en hij legt meteen een hand over de mond van Trine.
‘Doe maar net of je me niet herkent,’ zegt hij zachtjes.
Maar ze weet wel wie hij is. Hij werkt bij de recherche. 
‘Ik ben hier undercover,’ zegt hij. ‘ We zijn die bende al een hele tijd op het spoor en waren al aardig ver in ons onderzoek. Tot er opeens een vrouw uit Ter Idzard ons onderzoek in gevaar bracht.’

Hij vertelt er ook bij dat ze het huis van Trine en Piet in de gaten hebben gehouden en dus de auto gevolgd zijn. Hij heeft een seintje gekregen dat ze onderweg naar Amsterdam waren. Hij is al een tijdje als zogenaamde koerier werkzaam voor France en zo is hij er ook achter gekomen dat ze in de buurt van Ter Idzard een drugslaboratorium  aan het opzetten waren. Stom van die man om dat spul zo dichtbij te lozen.
‘Ik wist dat allemaal niet,’ zegt Trine ‘ ik wou dat ik me er nooit mee bemoeid had. Wat zal Piet ongerust wezen.’

Dat moet hij volgens de man ook nog wel even blijven,  want nu ze aardig dicht bij het oprollen van de bende zijn, mogen zo weinig mogelijk mensen er van weten. Ook de politie in Wolvega niet.

Dat blijkt erg moeilijk. Ondertussen is Piet in Ter Idzard dodelijk ongerust en vind dat de politierechercheur wel wat harder zijn best kan doen. Maar de politie verdwijnt na een uur van het erf, wel met de belofte, dat zo gauw ze wat weten ze contact met hem opnemen zullen.

Piet gaat naar boven om zijn pyjama uit te doen en andere kleren aan. Dan ziet hij de kleren van Trine liggen, zakt op het bed neer en barst in tranen uit. “Trine, oh Trine, waar zit je. Waarom bemoei  je je ook altijd overal mee. Nou zie je maar waar dat op uitdraait. Ik heb geen idee waar je zit.’

Het duurt een hele tijd, maar dan  vermand hij zich en besluit zelf op onderzoek uit te gaan. Het is ondertussen bijna licht en bij buurman Iem ziet hij nog licht in de keuken branden. Hij doet de honden de riem aan en loopt bij de buurman het pad op. Bij de achterdeur roept hij: ‘Vollek’ maar er komt niemand op zijn geroep af.

Toch meent hij geluid te horen en loopt verder naar de keuken. Hij wil de deur open doen, maar dat gaat wel heel erg zwaar. Als Piet er in slaagt om de deur een eindje open te krijgen ziet hij waarom het zo zwaar gaat. Buurman Iem ligt op de grond achter de deur en veel beweging zit er niet meer in!

Trine wordt ondertussen door de rechercheur naar een nabijgelegen hotelletje gebracht waar ze wat kan eten en drinken en een kamer krijgt voor de nacht.

Voordat ze in slaap valt gaat alles nog eens door haar heen;

De man met de kinderen en zijn afval bij het gemaaltje, daar een nat pak en mijn mooie fiets weg, dan ook nog die plastic zak met afval, dan de man met de verrekijker en ik met de zak en natte kleding lopend naar huis. Ook nog Coby met haar labrador die vraagt waarom ik zo nat ben, en Iem de buurman om koffie die normaal nooit komt en wel graag in de zak wil kijken, maar die laat ik niks zien en wacht mooi tot Piet er is en die ik toen alles heb verteld wat er is  gebeurd.

Dan ‘s nachts het grommen van de honden, ik naar beneden omdat ik niet weer in de slaap kan komen en zie een flauw schijnsel van een telefoon, lig dan plots getapet in een kofferbak van een auto en wordt dan gedumpt in een kelder op een hard bed. En nou hier, ik weet niet wat er nog gaat gebeuren maar ik hoop dat ik morgen naar huis kan. Ze valt dan uiteindelijk in een onrustige slaap en denkt aan Piet hoe het met hem zal zijn. Hopelijk kan ik morgen weer naar hem toe.

Piet heeft ondertussen de deur door er flink tegen aan te bonken los kunnen wrikken en Iem kunnen bereiken, och heden wat is hij er slecht aan toe, hij is aardig toegetakeld, leeft hij nog wel? Ja dat gelukkig nog wel, hij belt gauw 112 en wacht op de ambulance, de broeders van de ambulance nemen hem mee en zeggen tegen Piet dat hij de politie moet bellen, want dit is geen zuivere koffie zoals deze man er hier bij ligt, en dat ik hier moet blijven wachten tot die er zijn. “Wat een toestand, dit kan er ook nog wel bij, Trine weg en nou dit”. Piet gaat in de keuken zitten en neemt alles eens even in hem op. Iem heeft niet veel spul in de keuken, ach ‘t is ook een man alleen en die heeft ook alleen maar het gebruikelijke spul maar zo te zien eet hij er toch wel goed van alleen hij mag wel eens een schoonmaakster nemen om te poetsen want het is hier echt niet schoon, allemaal spinnewebben en smerige ramen, je kan er haast niet eens door heen kijken, of is dit misschien ook de bedoeling? Ik loop naar wat foto’s die er aan de wand hangen en zie dan een papier, maar wat staat daar!?..................

Maar wat staat daar.......?

Dat  is toch geen geweer?!. Piet pakt het in zijn handen en bekijkt het geweer van alle kanten. Bovenop zit een telescooplens met een kruis om het doelwit op de juiste plek te kunnen raken. Er zit geen patroon in, ziet Piet als hij het geweer ontgrendelt. Wel heeft het een gedraaide loop en het hele ding ziet er zeer goed onderhouden uit.  Pfffft....Piet  krijgt het er warm van. Kleine zweetdruppeltjes zitten op zijn voorhoofd. Hij zet het geweer terug op zijn plaats en pakt dan het papier. Er staat een situatieschets op en een adres met 5 uitroeptekens. Dat moet vast heel belangrijk zijn flitst het door Piet zijn hoofd. Dan ziet hij in de verte een auto naderen, het is een grote, zwarte SUV. De motor heeft een boel lawaai. Op ongeveer 100 meter voor het huis gaat het gas eraf en Piet wacht gespannen af. Hij legt het papier terug en luistert nauwlettend. Warempel, de auto stopt. Met een paar passen is Piet bij de buitendeur, doet hem op slot en gluurt door de gordijnen door naar de auto.

Er stappen drie mannen uit die het duidelijk niet met elkaar eens zijn. Twee komen naar het huis lopen en nummer drie gaat weer in de auto zitten. Piet kijkt om zich heen waar hij zich kan verstoppen maar ziet zo gauw niet een geschikt plekje. Dan maar naar  boven. Boven hoort hij duidelijk beide mannen heftig met elkaar praten ......."Mag niet doodgaan"...."belangrijke informatie"......zijn flarden  die Piet opvangt. Dan staan de mannen bij de voordeur en drukken op de bel. Na nog een paar keer gebeld te hebben hoort Piet ze weggaan. Maar de stemmen hoort hij nog steeds. Vermoedelijk lopen ze nu om het huis heen. Zit de achterdeur wel op slot?. Ondertussen kijkt Piet zenuwachtig om zich heen en zoekt naar een betere schuilplek. Naast de grote staande klerenkast is een ruimte van zo'n 30 à 40 cm. waar Piet zich in wurmt. Op dat zelfde moment hoort hij de achterdeur kraken en komen de mannen binnen. Ze gaan de voorkamer in. Het  zweet breekt Piet uit wanneer hij de mannen weer hoort en de traptreden hoort kraken. Zo te horen is het een van de mannen die naar boven komt. Piet houdt zijn adem in en kijkt voorzichtig om het hoekje richting trapgat. Hij ziet een grote gestalte zijn kant uitkomen en dan.....klinken er twee korte claxongeluiden. De grote man kijkt nog snel wat om zich heen en rent dan vlug de trap af en gaat via de achterdeur naar buiten. Piet blijft verlamd van angst zitten waar hij zit en hoort de SUV starten en met veel  geweld wegrijden. Dan durft Piet uit zijn schuilplek te komen en gaat naar beneden. In de kamer gekomen ziet hij dat het papier met het adres erop er nog ligt maar het geweer is verdwenen.....

Twee maanden later…

Piet kijkt vanuit het raam in de woonkamer over het land. Het is een koude wintermorgen. Een waterig zonnetje maakt lange schaduwen. En de lage nevel laat halve koeien zien.

Piet overpeinst wat er de afgelopen tijd allemaal gebeurd is. Trine ontvoerd. Iem in het ziekenhuis. Ongure types die ’s nachts om de boerderij zwierven. En dan die vuilniszakken waarover Trine hem verteld heeft.

In de nacht dat zijn geweer uit kamer is weggehaald en Piet uit zijn schuilplaats is gekropen wil hij net de politie bellen, als hij meerdere blauwe zwaailichten in de verte aan het begin van het pad naar zijn boerderij ziet. Hij loopt naar buiten en hoort stemmen bij de politieauto’s. Het lijkt wel of de mannen in de SUV zijn aangehouden. In het schijnsel van de zwaailichten denkt Piet die SUV te herkennen. Twee politieauto’s rijden in snelle vaart weg. De derde doet de zwaailichten uit en komt langzaam naar de boerderij. Piet kijkt verwonderd als Trine uit de auto stapt en hem snikkend in de armen valt. Samen met de agent die Trine veilig thuis heeft gebracht, gaan ze in de woonkamer zitten. De agent vertelt hoe ze Trine hebben gevonden. De politie hield de boerderij van Iem al een tijdje in de gaten. Er was een vermoeden dat daar een XCT-lab was. Ze vonden Trine in een klein kamertje, waar ook een aantal vuilniszakken stonden met drugsafval. In één van de schuren werden chemicaliën en machines aangetroffen waarmee de ‘partypillen’ werden gemaakt. Een lucratieve business.

Trine wil graag in bad. Ze voelt zich vies en is moe. De agent snapt dit en vraagt of de volgende morgen wel op het bureau wil langskomen om haar verhaal te doen. Dat belooft ze.

Trine gaat naar boven. En Piet laat de agent uit.

Piet staart nog steeds uit het raam. Iem is gelukkig weer thuis. Hij heeft geen blijvend letsel. Het geweer en de fiets van Trine zijn terecht.

Trine is nog wel een tijdje erg angstig geweest. Maar komt nu weer een beetje tot rust. 

Het blijkt dat de mannen de vuilniszakken inderdaad wilden dumpen. En zicht bedachten toen Trine hun zag. Omdat ze later verder is gaan snuffelen, wilden ze haar de mond snoeren

Toen Trine gevangen werd gehouden, heeft ze – hoe bang ze ook was – in de vuilniszakken gekeken. In elke zak vond ze tussen het afval een bundel met geld. Ze vroeg zich af waarom de zakken gedumpt werden. Wisten de mannen dan niet dat er ook geld in zat?

Na de inval in Iem’s boerderij vond de politie de vuilniszakken. Het geld zat er echter niet meer in. Piet glimlacht. Die Trine. Slimme meid. Niemand die het geld mist. Zij kunnen het goed gebruiken. 

De achterdeur gaat open. Trine en Iem komen verkleumd binnen. Tijd voor koffie. Met een groot stuk taart erbij.

Ver weg van onze dorpen verbijt France zich in zijn luxe woning aan de rand van de grote stad. Hoe kon het zo misgaan? Weg handel, weg investeringen, weg geld! Honderdduizend euro had hij verstopt in een paar vuilniszakken…

 

Einde.